De plaats van inhaking duidt erop dat de karper wantrouwig is. Dit komt door het feit dat de karper waarschijnlijk elk voedseldeeltje zorgvuldig heeft onderzocht, maar op het moment dat de onderlijn zich strekte zat de haak al in de onderlip.
INHAKINGEN BUITEN DE BEK
Als de karper geprobeerd heeft het aas uit te spuwen kan tijdens het uitspuwen de haak zich vastzetten aan de buitenkant van zijn bek. Dit kan het gevolg zijn van weinig vertrouwen en van de aaspresentatie.
INHAKINGEN IN DE ZIJKANT VAN DE BEK
Als de karper het aas in zijn bek neemt en hij zwemt gelijk weg omdat hij op zoek is naar nog meer voedsel, dan zal meestal de haak aan de zijkant van zijn bek inhaken.
Een karper zwemt meestal meteen weg als hij de zaak niet vertrouwt.
INHAKINGEN IN DE BOVENLIP OF IN DE BUITSTE RANDJE VAN DE ONDERLIP
Omdat de karper waarschijnlijk iets heeft gemerkt, en daarna heeft geprobeerd om het aas uit te spuwen, heeft de haak zich toch nog net vastgezet in het vlees.
Ook hier is het waarschijnlijk wantrouwen.
INHAKINGEN DIEP IN DE BEK
Deze karpers zijn met zeer veel vertrouwen aan het azen. Het aas wordt onmiddellijk opgezogen tot diep in de bek, waardoor de karper zich haakt.
LOSSCHIETERS
We hebben het over losschieters als de haak vrijkomt tijdens een dril of tijdens een aanbeet of net voor het landingsnet. Dit zou er op kunnen wijzen dat de karper er wel vertrouwen in had maar toch op een of andere manier de haak heeft losgekregen. Breekt de haak of gaat haak open staan of de onderlijn breekt dan is het een materiaalfout. Dan moet je niet verder zoeken of dat dit aan het aasgedrag van de karper ligt.
INHAKINGEN EN AASGEDRAG
Als de karpers niet aan de kant azen en u dus niet kunt zien hoe ze het voedsel tot zich nemen, moet je in zekere mate gissen. Na verloop van tijd kun je door ervaring op dat water ongeveer voorspellen hoe de karpers azen. Je kunt echter ook veel leren van de plaats waar je al eens een karper hebt gevangen. Het kan een aanwijzing zijn voor de manier waarop de karpers op je voer aan het azen waren.
Waar je ook veel van kunt leren is de plaats waar je al een karper hebt gehaakt maar niet gevangen. Het kan een aanwijzing zijn voor de manier waarop de karpers op je voer azen, maar je moet eerst karpers vangen voor je een conclusies kan trekken. Daarom is het van belang om de plaats van inhaking te noteren, ook van andere vissers als die een karper vangen.
FACTOREN DIE HET AASGEDRAG BEINVLOEDEN.
Het is bijna onmogelijk om precies te zeggen hoe karpers op verschillend water azen. Het wordt door teveel factoren bepaald, maar ik zal er toch enkele opnoemen.
1; de hengeldruk door de jaren heen, als men te veel op de zelfde manier vist, dan gaat de karper iets anders doen om niet gehaakt te worden. Zijn aasgedrag verandert.
2; de hengeldruk op het moment zelf, de karper komt te veel lijnen tegen. Ze gaan dan over op een zeer voorzichtige manier van azen.
3; de persoonlijke kenmerken van de vis, zoals gewicht, de vorm van de bek.
4; vertrouwen in het aas, als de karper het aas attractief vindt en door het voeren geleerd heeft dat het aas niet gevaarlijk is, dan gaat hij er met veel vertrouwen op azen. Maar als het aas in het verleden voor problemen heeft gezorgd, dan zal hij het voedsel zeer voorzichtig benaderen. Daarom is het ook belangrijk om te weten waar de meeste vissers mee voeren. Blijf daarom veranderen met je voer.
5;ook belangrijk is het jaargetijde.
Als de karpers sterk azen, vooral tijdens de zomer, dan kun je met veel vertrouwen toezien hoe de karper het aas tot zich neemt. Maar als het water kouder wordt dan gaat hun bioritme snel achteruit en dan is de voedselopname geringer.
SEIZOENEN
Waters kunnen onderling nogal veel verschillen, evenals de klimatologische omstandig heden. Maar in een gewoon doorsnee jaar zal het gedrag van de karper als volgt zijn.
JANUARI—FEBRUARI;
Een overgroot deel van de vissen bevindt zich in een passieve toestand en liggen in het diepe deel van het water. Je kunt het vergelijken met een winterslaap. In deze tijd van het jaar nemen ze weinig of geen voedsel tot zich.
MAART—APRIL
Als de nachten wat korter en dagen wat langer worden dan komt er ook meer activiteit in het water. De lucht- en watertemperatuur stijgen en de karper gaat ook weer wat meer azen. In het begin van het seizoen eten ze vooral algen en planten om hun darmsysteem te zuiveren. Vooral dan moet je opletten met de hoeveelheid voer die je in het water gooit. [HEEL WEINIG]. Als de watertemperatuur ruim boven de 10 graden blijft dan wordt de vraag naar voedsel groter.
MEI—JUNI
De lucht- en watertemperatuur zetten de karpers nu echt aan het azen. Nu kun je ook het voedselaanbod wat optrekken. Als de watertemperatuur in buurt van de 20 graden komt en het blijft een tijdje zo, dan gaan de karpers paaien. Als vissers in de paaitijd hun voedsel aanbieden, dan wordt dit door de karpers grotendeels genegeerd.
JULI—AUGUSTUS
Als het goed is gaan de karpers proberen om aan de vraag van hun lichaam te voldoen, want ze merken nu al dat ze een reserve moeten aanleggen voor winter. Maar als de watertemperatuur boven de 25 graden komt, dan azen ze bijna niet meer en dan kan men een goed water kapot voeren.
Dat ze dan niet meer azen, komt dat door gebrek aan zuurstof, veroorzaakt door allerlei afvalstoffen in het water die ook zuurstof onttrekken. Maar er zijn natuurlijk ook dagen met veel wind en regen en dan azen ze weer wat meer.
SEPTEMBER--OKTOBER
In deze tijd van het jaar gaat de watertemperatuur zakken en de karper gaat dan ook minder eten. Zodra de water temperatuur weer rond de 10 graden komt, gaan de grote karpers er langzaam bij liggen, men krijgt dan nog beet, maar dit zullen meestal de kleineren vissen zijn. Zakt de temperatuur nog lager, dan is het al heel moeilijk om nog een karper te vangen.
In deze tijd van het jaar is het aan te bevelen om zo weinig mogelijk te voeren.
NOVEMBER—DECEMBER
In deze maanden neemt de meeste karper een passieve houding aan. Ook hier kun je spreken van een soort winterslaap. Als in deze tijd zachtere perioden zijn en de populatie is goed, dan is het best mogelijk dat je nog een karper vangt, want in wateren waar de populatie zeer goed is, kan men het hele jaar vis vangen. Maar dan moet de populatie ongeveer op 90 stuks per hectare zitten.
DE LUCHTDRUK
Wat van zeer groot belang is, is de luchtdruk. Als de luchtdruk van dag tot dag blijft veranderen, dan zal men ook weinig of geen karpers vangen. De meeste karpervissers houden daar echter geen rekening mee.[IKZELF OOK NIET]
LAGE LUCHTDRUK
Bij iedereen bekend als depressies. Kenmerken zijn, veel wind, regen, zachte zuidwestenwind, bedekte hemel. Als dit weer langer aanhoud dan zet dit de karepers weer aan tot azen karper. Bij dit weer krijgt men ook meer waterturbulentie en is er een toename van zuurstof.
HOGE LUCHTDRUK
Beter bekend als anticyclonen. Kenmerken zijn weinig wind, snikhete dagen en een heldere hemel. In de winter zijn het dan meestal koude dagen, met in de nacht vorst. In beide gevallen is dit weer niet ideaal om vis te vangen.
Natuurlijk liggen er tussen deze uitersten een oneindig aantal variaties. Maar ik denk dat het juist is om te zeggen dat, in de meer productieve maanden van april tot oktober, bij het weertype met lage of dalende luchtdruk de omstandigheden het beste zijn.
Ik hoop van harte dat de karpervissers hier wat opsteken.
Met vriendelijke groet,
Een collega karpervisser.